De vier oerelementen (vuur, water, aarde en lucht)

Doel:

·       Jezelf leren kennen en laten kennen aan de hand van de kenmerken van de vier elementen.

·       Spelen en spreken over kenmerken die ook met Geest te maken hebben.

 

Verloop:

Schrijfronde met de vier

Breng de vier elementen (vuur, aarde, lucht en water) live in de kring. Bij elk element zit een schrijver.

Iedereen mag gedurende enkele ogenblikken bij elke element woorden op de flap laten schrijven die iets te maken hebben met het element.

Na enige tijd zit iedereen terug in de kring en worden de flappen voorgelezen.

 

Creatieve werkvormen

a. schilderen

 

Opdrachten: (je maakt best een keuze of combinatie  uit onderstaande opdrachten)

·       Iedereen kiest een oerelement uit en schildert dit op een flap.

·       Je deelt de plussers in groepjes. Elk groepje schildert één oerelement. Na vijf minuutjes wordt er doorgeschoven en krijgen de groepjes dus een ander schilderij (en dus ook een ander oerelement) voor zich. Ze werken dit schilderij af.  Er wordt vier keer doorgeschoven (tot ze terug bij hun eerste element staan).

·       Je deelt de plussers in groepjes en elk groepje schildert alle oerelementen.

·       Iedereen heeft een blad voor zich. De begeleider vertelt de deelnemers welk oerelement ze moeten schilderen. Na een halve minuut schuiven alle bladeren door.

 

De verschillende schilderijen worden opgehangen in het lokaal.

·       Welke eigenschappen zetten we bij elk element

Op een flap naast de werken kan je een lijst aanleggen van eigenschappen. (vb: vuur – levendig, dramatiseren… lucht – dromerig, uitgelaten…)

·       Bij welk element voel jij je het beste? Zien de anderen dit ook zo?

Als iedereen aan de beurt geweest is krijgen de deelnemers elk een blad met de eigenschappen van de vier elementen op en wordt hierover verder doorgepraat. (bijlage 5)

Tip: druk hen erop dat ieder mens eigenschappen van de verschillende elementen in zich heeft, de één al meer uitgesproken dan de ander.  Belangrijk: De typering is groeps- en tijdsgebonden.  Vb.: “Hier in deze groep op dit moment van je leven wordt jij, Jan, ervaren als een eerder vuur-aarde persoon.”  Hier kan je dan ook rustig verder gaan over maskers of gedragspatronen die we aannemen afhankelijk van het milieu waar we zijn.  Die hebben dikwijls niet allen te maken met hoe we ons in een groep voelen (nieuw, zelfzeker, verlegen, onzeker, vertrouwd, ...), maar soms ook met de rol die we er hebben (leerkracht, trainer, leider, oudste, ...).  En dikwijls met een samenspel van beiden.

 

    b.uitbeelden

Opdracht:

Eén iemand is regisseur. De bedoeling is dat de verschillende oerelementen worden uitgebeeld (door verschillende regisseurs). De regisseur plaatst de verschillende mensen in de naar zijn gevoel juiste houdingen. Nadien wordt er eventueel een foto genomen van het geheel. Elke regisseur geeft ook kort uitleg over zijn of haar kunstwerk.

Vragen:

·       Wat zien we uitgebeeld?

·       Wat ontbreekt er volgens jou?

 

Spelletjes voor tussendoor

·       vuur maken (vergrootglas, stenen, hout)

·       een brandende kurkstop doorsturen

·       vliegeren (met een vlieger)

·       ballon kapot blazen

·       strandbal en parachute spelen

·       graven tot aan water

·       een spelletje à la blad-steen-schaar, maar dan anders: de deelnemers moeten op zoek naar een duidelijk gebaar voor elk oerelement. Nadien worden ze in twee ploegen verdeeld. De twee groepen staan beide tegenover elkaar op 1 lijn. Op het teken van de spelleider stappen de 2 ‘lijnen’ op elkaar toe. Als iedereen voor iemand van de andere groep staat spelen ze de oerelementen. Na het teken van de spelleider beeldt iedereen kort en krachtig zijn element uit. De hiërarchie is als volgt: water wint van vuur, vuur wint van lucht, lucht wint van water. Aarde is neutraal, dat wil zeggen: wint noch verliest. Als je verliest, hoor je bij de andere ploeg en moet je met hen meespelen. Als er voor aarde gekozen wordt, gebeurt er niets en blijft iedereen bij zijn eigen ploeg. 

 

Inhoudelijke werkvormen

·       In het midden liggen verschillende kaartjes met daarop eigenschappen (in vier verschillende kleuren) (bijlage 5). De deelnemers kiezen welke eigenschappen ze bij zichzelf plaatsen. Nadien volgt er een groepsgesprek.

·       De deelnemers krijgen een blad met daarop de vier oerelementen en hun eigenschappen. Ze duiden de eigenschappen aan die bij hen horen en kiezen zo twee verschillende oerelementen die ze bij zichzelf plaatsen. In groep is er een uitwisseling hier rond.

Flapgesprek rond het goede en het kwade van de oerelementen.

Op zoek op naar meer inhoudelijke werkvormen?

Surf naar www.ijd.be

Materiaal

/* Style Definitions */ table.MsoNormalTable {mso-style-name:Standaardtabel; mso-tstyle-rowband-size:0; mso-tstyle-colband-size:0; mso-style-noshow:yes; mso-style-priority:99; mso-style-qformat:yes; mso-style-parent:""; mso-padding-alt:0cm 5.4pt 0cm 5.4pt; mso-para-margin:0cm; mso-para-margin-bottom:.0001pt; mso-pagination:widow-orphan; font-size:10.0pt; font-family:"Times New Roman","serif";} papier, verf, borstels, water, stiften, flappen, kaartjes (zie bijlage 5)

Bijlages

Duur: 120 minuten
Groepen: 1
Intensiteit: 2
Leeftijd: van 14 tot 16 jaaar
Spelers: van 8 tot 12
Soort: knutselen
Terrein: binnen
Thema's: andere