De putwachter

Materiaal:
- voor elke speler een rechte stok van ± 1 meter
- een houten bal (± een tennisbal groot)

Spelverloop: Maak op een klein, effen veld een put van ongeveer 10 cm diep en 13 cm doorsnede. Maak rond de put een aantal kleine putjes, afhankelijk van het aantal spelers. Er moet altijd één putje minder zijn dan er spelers zijn.

Maak uit wie geen putje heeft (bv. door een aftelrijmpje). Deze speler krijgt de bal. De andere spelers gaan bij een putje staan (en vormen zo een cirkel) en houden hun stok in het putje. De speler met de bal (putwachter) gaat buiten de cirkel staan en moet proberen om:
- of de bal in de grote put krijgen door de bal met de stok voort te drijven
- of de bal of zijn stok in een klein leeg putje te krijgen.

De andere spelers proberen dit te verhinderen door de bal met hun stok tegen te houden. Als de putwachter zijn stok of bal in het putje van een medespeler krijgt, dan wordt deze laatste putwachter.

Als de putwachterde bal in de grote put krijgt, dan moeten alle spelers één putje opschuiven (met de wijzers van de klok) en mag de putwachter zijn stok in het lege, kleine putje zetten. De speler links van hem wordt dan putwachter.
Duur: 60 minuten
Groepen: 1
Intensiteit: 2
Leeftijd: van 6 tot 99 jaaar
Spelers: van 1 tot 99
Soort: pleinspelen
Terrein: binnen , buiten
Thema's: andere