Levend dammen
Opstelling: De 2 ploegen staan op een frontrij tegenover elkaar ieder aan één zijde van het terrein.
Doel van het spel: de tegenpartij vernietigen door de spelers uit te tikken.
Spelregels:
Alle spelers van één ploeg springen na een signaal 1 sprong voorwaarts met aaneengesloten voeten zonder daarbij het evenwicht te verliezen.
De 2 ploegen springen om beurt.
Wie verkeerd springt ( zie verder ) is uit en gaat aan de zijkant van het terrein zitten.
Wie met 2 voeten de overkant van het terrein bereikt ( hielen over de lijn ) wordt een dam (zie verder)
De spelers van de ploeg die aan de beurt is om te springen kunnen spelers van de andere ploeg uittikken door hen aan te tikken met één vinger aan de pantoffel/schoen. Op een andere wijze uittikken is niet toegelaten.
SPRINGEN:
Correct springen =
Voorwaarts, met aaneengesloten voeten zonder het evenwicht te verliezen. De voeten staan recht vooruit!
Foutief springen =
Een bijkomende sprong doen om in evenwicht te blijven
Vallen na de sprong
Hand(en) op de grond plaatsen na de sprong
1 voet van de grond heffen om het evenwicht te herstellen
Op een andere speler leunen om in evenwicht te blijven
Zijwaarts of achterwaarts springen
De voeten schuin plaatsen (meer dan 45)
Springen als de tegenpartij aan de beurt is
! Schuin voorwaarts springen is toegelaten zolang de voeten maar recht vooruit staan!!
UITTIKKEN:
Hoe?
Met één vinger aan de pantoffel/schoen, zonder hierbij het evenwicht te verliezen of een hand op de grond te plaatsen
Wanneer?
Als de eigen ploeg aan de beurt is, na zelf te hebben gesprongen
Opmerking:
Men kan in 1 beurt maar 1 tegenspeler uittikken
Achterwaarts tikken is niet toegelaten: als de hielen voorbij de hielen van de tegenstander staan is uittikken niet meer toegelaten
Een speler die valt of een fout maakt tijdens of juist na het uittikken van een tegenspeler is zelf uit. De tegenspeler mag echter toch blijven staan.
EEN DAM:
Wie met beide voeten de achterlijn bereikt (hielen erover!) = DAM
Een DAM mag een medespeler die reeds uit is terugkiezen. Dit echter zolang de voorraad strekt. De teruggekozen speler is echter zelf géén DAM.
Een DAM mag bij iedere beurt 2 keer springen
Een DAM mag in alle richtingen springen. Ook de voeten mogen in alle richtingen staan
Een DAM mag in één beurt meerdere spelers van de tegenpartij uittikken
Een DAM mag de lijnen van het speelveld niet meer overschrijden
TIP: Een DAM wordt best gemarkeerd: petje, lintje, iets in de hand houden ...
Een teruggekozen speler door een dam:
Kan nooit meer zelf een DAM worden
Is onderworpen aan de spelregels van een gewone speler
Mag, indien hij de achterlijn opnieuw haalt, zich omdraaien en op een andere plaats achter de achterlijn herbeginnen
Einde van het spel: De ploeg waarvan geen speler meer overblijft is verloren.
! Als de dammen van beide ploegen uit zijn en er nog teruggekozen spelers overblijven, wint de ploeg waarvan de meeste spelers overblijven.
! Indien dat ook gelijk is, is er geen winnaar.
Groepen: 2
Intensiteit: 2
Leeftijd: van 6 tot 99 jaaar
Spelers: van 10 tot 50
Soort: pleinspelen
Terrein: binnen of buiten